Interview 01: Rick Owens
RICK OWENS: VAN TEGENDRAADSE ADOLESCENT, GESJEESDE KUNSTSTUDENT, CRACKHOER TOT CULT-ONTWERPER
Door Georgette Koning
Rick Owens gaapt als een lome kater. Het is tien uur in de morgen, een dag na de show van zijn mannenkleding. Owens geniet van de zon in de tuin van zijn huis annex studio aan het Place du Palais Bourbon in hartje Parijs. Hij grijnst: “Op naar de vrouwenshow in oktober.”De tijdsdruk stoort hem totaal niet. “Ik hoor designers wel eens klagen dat het o zo’n pijn doet - wat een vreselijke aanstellers! Plééase, het is een zegen dat we ons zo te buiten mogen gaan aan wat we leuk vinden.”
Is het zijn succes dat Rick Owens (1961) zo bescheiden heeft gemaakt? Het duurde even voordat de modewereld Owens’ uitgesproken modevisie omarmde. Tegenwoordig vallen hem louter lovende recensies ten deel. “Owens mix van rauw en verfijnd wordt elk seizoen beter”, schrijft Suzy Menkes een dag na de mannenshow in The International Herald Tribune. Dat de gezaghebbende journaliste tijdens de Owens show - altijd energieke krachtexplosies - werd blootgesteld aan snoeiharde techno en dat er herhaaldelijk wolken rook over haar heen werden geblazen, neemt ze voor lief. “Ik had haar van te voren gewaarschuwd”, zegt de Amerikaan de volgende ochtend met zijn slepende, melodieuze stem.
Owens vertelt dat zijn glunge (glamour plus grunge) collecties in zesentwintig jaar geen spat zijn veranderd. Nog altijd verkoopt hij – aan mannen en vrouwen - zijn debuut ontwerpen, waaronder elegante gedrapeerde asymmetrische tops en rokken, jassen met sculpturale kragen en het veelgekopieerde verschoten leren motorjack met nauwe mouwen en niet te vergeten zijn gewilde sleehakschoenen. Al zijn collecties - de luxe, peperdure Palais Royal-lijn met bontontwerpen, de betaalbare RickOwensLilies-lijn (breigoed) en Drkshdw (jeans) zijn steevast uitgevoerd in zwart, beige of tinten grijs.
Sinds 1994 groeide Rick Owens uit van ‘crackwhore’ (later meer hierover) cultdesigner tot invloedrijk sterontwerper met volgers in een brede leeftijdgroep. Twintigers tot vijftigers zijn dol zijn op Owens’ donkere, dramatische esthetiek, iets dat hem in de media steevast het label van ‘gothic ontwerper’ oplevert. Een onzorgvuldige constatering, vindt Owens. Oké, hij snapt het, mensen hebben nu eenmaal de gewoonte om dingen samen te vatten, doet hij zelf ook graag, maar het klopt niet en flatterend vindt hij dat gothic etiket evenmin. “Er kleeft altijd iets amateuristisch aan gothic. Ik troost mezelf met de wetenschap dat de mensen er meer in zien dan dat, anders zou ik al niet zo lang meegaan en staan waar ik nu ben.”
Rick Owens zit op rozen, hij is eigen baas, met een eigen fabriek in Italië, een agentuur met wereldwijd distributiekanaal en prachtige winkels in Parijs, Tokio, Seoel, Londen en New York en nog zo’n tweehonderdvijftig andere verkooppunten.
In 2001 sloot Owens met een Italiaanse partner een gouden deal. Daar ging overigens veel gepeins aan vooraf. “Weet je, veel mensen dachten dat ik nieuw was, maar ik timmerde al jaren keihard aan de weg. Om verder te komen had ik een partner nodig.” Omdat Owens hecht aan onafhankelijkheid en geen compromissen wilde sluiten, bleef er twijfel over een eventuele samenwerking. Tot de Italianen, na een jaar onderhandelen, met een superbod kwamen. Owens mocht onder andere de rechten op zijn eigen naam houden. Een zeldzame luxe, normaal raken ontwerpers altijd hun naam kwijt aan de investeerder. “En weet je, zelfs als ik iets stoms doe, écht stomme kleding ontwerp, dan nog houd ik het jaren vol voordat het bedrijf in elkaar dondert.” Hij lacht zijn spierwitte tanden bloot. Want stel, de boel klapt, dan heeft hij altijd nog zijn kapitale vijf etages tellende huis aan het mooie plein tegenover de Assemblée Nationale, het Franse parlement. Owens heeft daar zijn kantoor, studio en een showroom die een dag na de show bevolkt wordt door een mierennest van zwart gekleed personeel, grotendeels Italianen, die voorbereidingen treffen zijn vrij dure kledingstukken aan inkopers te tonen. Owens ontwerpen, met name die van bont of leer zijn niet bepaald goedkoop, toch? De ontwerper trekt een grimas, zogenaamd peinzend: “Tsja geen idee waarom we zo duur zijn, we zijn het nu eenmaal.” Dollend: “Ik moest dit huis toch kopen?” De bovenste twee etages bewoont hij met zijn wederhelft en muze, Michele Lamy, een frêle en exentrieke Française die hij eind jaren tachtig leerde kennen in Hollywood. Lamy runde een patronenbedrijf en nam Owens in dienst. In 2003 verhuisden ze van Los Angeles naar Parijs.
Rick Owens groeide op in het stadje Porterville (Californië), als enig kind in een gelovig gezin met de Bijbel. Modellen met nonnenkappen, kazuifelachtige gewaden en priesterboordjes refereren aan die tijd. Nee hoor, stelt hij gerust, aan zijn strenge jeugd hield hij niets naars over. Integendeel, het stimuleerde om zich tegen die wereld af te zetten. “Ik werd er heel agressief van, zat vol woede, en woede is heerlijk en heeft me altijd gemotiveerd. De omstandigheden en mijn karakter, ik ben nogal wraakzuchtig, gaven mij een schop onder de kont om iets anders te doen en heftig te reageren, wat heel goed was.”
Owens is nu – bijna zestig, jongensachtig, een mooi gebruinde huid, flink gespierd, lang strak gekamd donker haar in een staart. Het is hem beslist niet aan te zien, maar voordat hij zich toelegde op mode, was hij jarenlang zoals hij zelf zegt een ‘crackwhore’, een losgeslagen drugsverslaafde. De ontdekking van de mode bracht hem discipline na tien jaar drugs en drank. “Ik schoot door naar het andere uiterste en leef sindsdien volkomen gezond.” Om dit illustreren beschrijft hij zijn dagritme, hij staat om zeven uur op, gaat naar de sportschool, werkt, luncht, doet een middagdutje, werkt en ligt om een uur of elf in bed. Voordat zijn collecties uitkomen werkt hij vier keer jaar een paar weken als een monnik in zijn Italiaanse fabriek. Hij is daar graag. “Ik houd van de technische aspecten van het kleding maken, ik houd er van om dingen met mijn handen te doen en ik ben dól op zo’n kloosterachtige periode van creativiteit. “ Bezoek, of andere afleidingen, op de sportschool na, duldt hij niet.
Bodybuilding, zei Owens ooit in een interview, is de moderne couture. Brachten mensen vroeger uren door in atelier met doorpassen, tegenwoordig traint men uren in de fitnessstudio om er goed uit te zien. Omdat de magie van kleding volgens Owens is verdwenen, zoekt men extremen in bijvoorbeeld plastische chirurgie. Owens begrijpt ze wel, die vrouwen die als ze er niet mooier op worden aan gezichtchirurgie beginnen en iets anders wil creëren. “Ik deed dat met mijn lichaam. Ik ga bepalen wat er gebeurt en zelfs als het geen jeugd of schoonheid wordt maar iets monsterachtigs, dan is het wel mijn monster.”Ja, Owens ziet zichzelf wel met een asymmetrische bult op zijn voorhoofd of naar boven verplaatste wenkbrauwen. Hij veert op en zegt: “Ik kan niet wachten!.”
De plastische chirurgie brengt het gesprek op het buitenaardse hoofd van zijn jeugdheld Thierry Mugler, de nu 62-jarige Franse ontwerper die begin jaren tachtig doorbrak. Toen Owens een jaar of zeventien was zag hij in Amerika voor het eerst Mugler advertenties in de Franse Vogue. Voor Owens kwam Mugler van de maan. Wat hem aansprak was de overdrijving, het theatrale. En dat Mugler van de verbeelding werkelijkheid maakte en van werkelijkheid verbeelding. Owens waardeerde ook zijn enorme visie, het vasthouden aan zijn esthetiek. Ook Owens houdt de touwtjes graag in eigen handen.
Een keer ging het mis. In 2003 presenteerde Owens een voor zijn doen wel erg fleurige collectie met veel geel en oranje. Een grote vergissing. Terugblikkend wijdt Owens het aan de verwarrende periode waarin hij verkeerde; net in Parijs, veel mensen om hem heen, assistenten, een persbureau. Kortom: allerlei meningen. Onzekerheid speelde hem parten, zouden mensen verveeld raken van zijn esthetiek? “Ik dacht dat ik uit de comfortzone moest komen, mezelf moest opfrissen.”De collectie werd niet zoals hij wilde. Sindsdien heeft hij alles strak onder controle, tot aan de foto’s bij dit interview, aangeleverd door zijn bedrijf Owenscorp.
Of neem het parfum waarvan niemand tot nu toe weet, op zijn personeel en vrouw na. Owens creëerde een geur die volgens hem ruikt naar mottenballen en lelies in samenwerking met een bekende ‘neus’ die ook voor Dior en Prada werkt. “Mijn personeel haat het, ik ben erg gek op, Michele ook.” Maar de geur zelf zo - pats - in de markt zetten - Owens kijkt wel uit. Zolang L’Oréal of een andere parfumproducent hem niet benadert, gebeurt er niets met het luchtje. Zelfs via zijn eigen winkels wil Owens het niet verkopen. “In de parfumarena – het is echt een strijdperk – heerst een wereldwijde competitie. Het parfum zou een dikke tegenvaller kunnen zijn. Als zelfs mijn personeel dat van mijn kleding en mijn winkels houdt het niet sterk vindt, zal de parfumwereld het weinig kans geven. Onbewust zou het zelfs mijn klanten een beetje van slag kunnen brengen. Het is echt een verduiveld lastig probleempje.”
Owens vestigde zijn naam in de internationale modewereld nadat Anna Wintour, de hoofdredactrice van de Amerikaanse Vogue, hem in 2002 vroeg om met financiële steun van Vogue een show tijdens de New Yorkse modeweek te geven. Gek genoeg stond hij niet te juichen van dit genereuze aanbod: “Oh my god dacht ik, als ik ga showen raken mensen snel op mij uitgekeken. Ach, maar toen dacht ik weer wat kan mij het schelen, ik ben veertig, doe ik het niet, dan zal ik me eeuwig afvragen hoe het anders zou zijn gelopen, en dat was vast niet best: of ik had mezelf vermoord, of ik had alle anderen vermoord, het zou een ramp zijn geweest. ”
In datzelfde jaar wint Owens de Amerikaanse C.F.D.A. Perry Ellis prijs - een soort van mode-Oscar - voor opkomend talent, hij startte een mannenlijn en verhuisde in 2003 naar Parijs waar Revillon, een Parijs bonthuis sinds 1723 hem een contract aanbood. Owens belde Wintour om advies. “We zijn niet bevriend, maar ik denk dat Anna het op prijs stelt als haar mening wordt gevraagd”, lacht Owens. Wintours eerste reactie was: “Hebben ze geld?” Ze zocht het zelf uit en gaf haar fiat. Owens tekende een driejarig contract met het oudste modehuis van Frankrijk, vond het een hele eer dat ze hem vroegen, zelfs zonder vette betaling was hij er gaan werken, want gek op bont was hij altijd al.
Waar Owens ook al zijn hele carrière iets mee heeft zijn rokken – voor mannen en vrouwen. Nooit zomaar rechttoe rechtaan, maar modellen met een kruis bedekkend draperietje of extra lange rechtvallende lap als een primitieve lendendoek. “Ik houd van de rokvorm, maar ik voeg zowel bij de mannenrok als de vrouwenrok altijd iets extra’s toe. Ik haat het dat vrouwen niet spontaan – hij gooit zijn benen wijd gespreid in de lucht – dit kunnen doen, en in plaats daarvan de hele tijd bezig zijn met het verbergen van hun pussy.” Owens vindt dat gespeelde schuchterheid. Begrijp hem niet verkeerd, hij houdt van sexy geklede vrouwen, maar dat hele idee van verbergen en niet verbergen vindt hij belachelijk. Al lag dit anders in de jaren zestig ten tijde van de seksuele revolutie, toen de pil was uitgevonden en vrouwen controle kregen over hun seksualiteit, slagvaardig waren, toonden dat ze “beschikbaar” waren als ze daar zin in hadden. Was hij toen een vrouw ja, dan droeg hij een minirok. Nu is de boodschap anders, en dat stoort hem. Daarom maakt hij rokken waarin vrouwen kunnen zitten hoe ze willen, vrij bewegen en toch aantrekkelijk zijn. “Je ziet de benen maar niet dat vervelende ding. Minirokken kluisteren benen bijeen. O mijn God, raak ik opeens helemaal opgewonden over minirokken!”
Aan humor heeft hij geen gebrek. Achttien jaar geleden liet hij als grap voor zijn nieuwe Parijse onderkomen zichzelf namaken in was, in een urinerende houding. Toen hij genoeg kreeg van zijn plassende evenbeeld verhuisde het in 2006 als “lekker pervers geintje” naar zijn eerste winkel aan het chique Palais Royal waarvoor Owens ook het meubilair ontwierp (naast mode zijn andere passie). In de winkel is van het urineren niets te merken en gaat zijn dubbelganger altijd decent gekleed – hij wil geen afkeer opwekken. Sindsdien is Owens in bijna al zijn winkels fysiek “aanwezig”. In London ligt een levensecht wassen hoofd op een schaal “Mijn ode aan Salomé”. In Korea staat een torso met hoofd en wapperende haren, Japan heeft een Owens die vanaf zijn taille verandert in een Godzilla monster.
Deze maand opent in het New Yorkse warenhuis Bergdorf Goodman een Owens winkel zonder lichaam of onderdeel daarvan. Enthousiast beschrijft Owens het interieur als een grot met kristallen druipstenen. “Het is magisch, brutaal en tegelijkertijd betoverend.”
Rick Owens heeft het gemaakt. Van lastige tiener, tegendraadse adolescent, gesjeesde kunststudent, tot cultontwerper in Hollywood, een plek die hij nooit gedacht had te verlaten.” Ken je Charles James, de Amerikaanse couturier? Ik stelde me het leven voor dat hij uiteindelijk leidde, verslaafd, wonen in verlopen hotel, tien keer per jaar iets moois maken, maar wel gerespecteerd worden. Een heerlijk spectaculaire mislukking, dat zou ik zijn.”